Aanvankelijk moest men met de hand baggeren. De baggerbeugel was een soort schepnet met een lange steel. Aan het begin van de 16e eeuw werd in Holland een nieuwe manier van turfwinnen noodzakelijk om aan de vraag van de groeiende steden te kunnen voldoen. Door de introductie van de baggerbeugel werd het mogelijk het veen onder de waterspiegel weg te baggeren, een praktijk die slagturven werd genoemd.
In 1575 construeerde Joost Jansz. Bilhamer een moddermolen. Een verbetering daarna was de modderschuit met rosmolen. In stromend water werd de krabbelaar gebruikt, die woelde de bodem los waarna de stroming voor de afvoer zorgde.
Door de gebroeders Tymon en Adrianus Kater uit Monnickendam werd een moddermolen gebouwd die tot vijf meter diepte kon werken. Een andere uitvinding van de gebroeders was de klepschuit, een voorloper van de onderlosser.
Een grote stap vooruit was de emmerbaggermolen, waarmee tot een diepte van 5 meter kon worden gebaggerd. Later werden deze voortbewogen door stoom en dieselmotoren.
Met de uitvinding van de centrifugaalpomp werd een nieuw type baggerschip mogelijk; de sleephopperzuiger die al gebruikt kon worden bij de aanleg van de Nieuwe Waterweg. Hieraan werd in 1868 begonnen en het was een enorme stimulans voor de baggeraars. De ontwerper, Pieter Caland, ging voor het project nog naar het buitenland om te zien hoe men baggerde, na het Nieuwe Waterweg-project was dit andersom. Nederlandse baggeraars werkten aan de haven van Duinkerke, het Kaiser-Wilhelm-Kanal, het Panamakanaal en de Río de la Plata.
Van recenter datum zijn grote projecten, zoals de bouw van de haven van Jubail, het opspuiten van Chek Lap Kok voor Hong Kong International Airport, opspuitingen in Singapore en in Dubai de Palmeilanden en The World.
deze website is gemaakt door Ricardo en Mikail